top of page
lilykeschelfhaut

Time-out of time-in implementeren in een opvoeding?

Bijgewerkt op: 29 aug. 2022

Op jonge leeftijd zijn reeds kinderen in staat om hun gedrag en hun emoties te controleren en te reguleren. Kinderen die dit onder controle hebben vertonen in hun verdere leven in sociale situaties en op school minder gedragsproblemen en hebben een stabieler interpersoonlijk leven en stabielere intieme relaties in hun persoonlijk leven. Dit hangt af van de kwaliteit van de ouder-kindrelatie en hoe de sensitiviteit en positieve disciplinering op elkaar afgestemd zijn. Hoe peuters, kleuters hun emoties, gedrag, denken reguleren ontstaat in deze hechting. De hersenontwikkeling en de genetische bagage van de kinderen blijken deels onderling afhankelijk van elkaar en hebben een onderlinge wisselwerking. Interventies in de opvoeding kunnen dit beïnvloeden.


In de opvoeding en op school doen we veelvuldig een beroep op de zelfregulatiecapaciteiten van kinderen (Moffitt et al., 2011). De ontwikkeling van zelfregulatie is een langlopend proces dat doorloopt tot in de adolescentie (Anderson, 2002; Crone, 2009). Basale vormen van zelfregulatie zijn al zichtbaar in de vroege kindertijd (Bernier, Carlson & Whipple, 2010; Kopp, 1982). Rond de peuterleeftijd leren kinderen bijvoorbeeld al om ongewenst gedrag te onderdrukken en zo te gehoorzamen aan hun ouders (Kochanska, Murray & Harlan, 2000) en kleuters zijn in toenemende mate in staat om emoties die ze ervaren te reguleren door ze bijvoorbeeld om te zetten in woorden en actief steun te zoeken of hulp te vragen aan hun ouders (Eisenberg & Spinrad, 2004). Er zijn grote individuele verschillen in wanneer, en in welke mate kinderen in staat zijn om hun emoties en gedrag te reguleren (NICHD, 1998). Kinderen die moeite hebben met zelfregulatie hebben later vaker aandachts- en gedragsproblemen (Eisenberg et al., 2000; Lengua, 2003). Kinderen met betere zelfregulatiecapaciteiten blijken op latere leeftijd juist voorop te lopen in sociale ontwikkeling (Spinrad et al., 2007) en morele ontwikkeling (Kochanska, Murray & Coy, 1997) en beter te presteren op school (McClelland et al., 2007).


Uit genetisch onderzoek is bijvoorbeeld gebleken dat zelfregulatie deels erfelijk bepaald is (Friedman et al., 2008). Daarnaast laat neurologisch onderzoek zien dat er een relatie is tussen het functioneren van bepaalde gebieden in de hersenen en de zelfregulatiecapaciteiten van kinderen (Casey, Giedd & Thomas, 2000). Onderzoek vanuit pedagogisch perspectief laat echter zien dat ook een positieve en stimulerende opvoedomgeving een bijdrage kan leveren aan de mate waarin een kind in staat is om emoties en gedrag te reguleren (Bernier et al., 2010).


Een baby is afhankelijk van zijn ouders (verzorgers) die hen bv. Troost, voedt, opneemt, verschoont, troost als ze verdrietig, hongerig, moe zijn en pijn hebben. Peuters en kleuters kunnen zelf al speelgoed opnemen en afnemen als een ander kind in de kribbe dit afneemt. Ze hebben de opvoeders niet nodig om dit te regelen, en dienen dus niet in een huilbui te vervallen. Dit zijn de eerste stappen naar een zelfstandige vorm van emotieregulatie en gedragsregulatie worden dus al vroeg genomen. De kwaliteit van de opvoeding speelt hierin een grote rol (Calkins&Hill, 2007).


Als u aan mij vraagt aan een time-out of een time -in, is mijn professioneel en persoonlijk antwoord: Doe een time-out volgens de regels en gebruik verder time-in en wees consequent en ondersteunend in de opvoeding. En geef ruimte om te exploreren naargelang de leeftijd, mogelijkheden, maw. biedt een veilige haven aan. Consequent zijn en emotioneel beschikbaar zijn zorgt voor een zekere hechtingstijl.


14 weergaven0 opmerkingen

Recente blogposts

Alles weergeven

Comments


bottom of page