top of page

Deontologie, beroepsgeheim

We volgen de deontologische voorschriften, het tuchtreglement en het klachtenreglement zoals door de beroepsvereniging waar elke zorgverstrekker/ behandelaar individueel bij aangesloten is gehandteerd wordt. De cliënt wordt over het bestaan van deze informatie ingelicht bij het intakegesprek en er tijdens consultaties op attent gemaakt. Nooit kan een ander afsprakenkader noch individuele afspraken tussen cliënt en therapeut, deze reglementen en voorschriften van een beroepsvereniging ondergeschikt maken of teniet doen.

 

Het beroepsgeheim in de gezondheidszorg, het juridische luik: Strafrecht in België, artikel 458 van het Strafwetboek. Het beroepsgeheim, de deontologische code, voor oplossingsgericht deskundigen benoemd als Ethisch Engagement, bundelt gedragsregels en richtlijnen om integer te werken. Het is een gedragscode als leidraad voor een ethisch correcte beroepspraktijk.
Artsen hebben hun deontologische code, waar de Orde der Artsen op toeziet.
Psychologen hebben hun eigen deontologische code opgesteld.


Voor wie vanuit de oplossingsgerichte aanpak werkt, is er het Ethisch Engagement, opgesteld door VVDOvzw en er is de deontologische code van de EBTA (European Brief Therapie Association).

In een snel evoluerende wereld is deontologie geen statisch gegeven. Het vraagt reflectie en overleg met alle geledingen van de maatschappij. Niet alles staat dus beschreven, een feit kan nog steeds een inbreuk uitmaken op een deontologische code zelfs als dit niet uitdrukkelijk opgenomen is.

Volgende principes zijn voor mij essentieel en vanzelfsprekend: 

​

Informatie:

Als cliënt van een therapeut/bemiddelaar heb je recht op duidelijke, voorafgaandelijke informatie over de aard en de kostprijs van de hulpverlening en over je eigen rechten in de context van die hulpverlening.

Vrijwilligheid:

Een therapeut/bemiddelaar kan alleen maar hulp verlenen aan wie vrijwillig met die hulpverlening instemt. Enkel wanneer een rechter iemand ertoe dwingt zich psychologisch te laten helpen, kan een therapeut/bemiddelaar op dat principe een uitzondering maken en de persoon in kwestie alsnog als cliënt aanvaarden.

Beroepsgeheim:

Alle informatie die een therapeut/bemiddelaar over zijn cliënt verwerft, valt onder het beroepsgeheim. Er wordt strikt vertrouwelijk mee omgegaan. Worden er toch gegevens met derden uitgewisseld (bv. met je huisarts, andere betrokken hulpverleners, gezinsleden), dan gebeurt dat pas nadat je nadrukkelijk en goed geïnformeerd met die uitwisseling hebt ingestemd. In een zeer beperkt aantal gevallen bestaat er ook een meldingsplicht. In principe kan enkel een rechter het beroepsgeheim van een therapeut doorbreken.

Dossier:

Een therapeut/bemiddelaar houdt voor iedere cliënt een beveiligd vertrouwelijk dossier bij. Het kan administratieve gegevens, gegevens over de hulpverlening en onderzoeksresultaten bevatten. Als cliënt heb je recht op toegang tot dat dossier. Je kan het dus zo gewenst opvragen en inkijken.

Lily Schelfhaut werkt met anonieme dossiers, dit waarborgt de privacy: Alle cliënten krijgen een nummer toegewezen in het elektronisch systeem. Moest het systeem ooit gehacked worden zijn de persoonsgegevens, namen, ed niet verbonden aan de notities, cliëntfiches, brieven, mails, ....... 

​

Ter verduidelijking

Enkele voorbeelden van wettelijke bepalingen die het bekendmaken van informatie opleggen :

De meldingsplicht:

  • Art. 30 van het Wetboek van Strafvordering voert een algemene, private aangifteplicht in: Iedereen die getuige is geweest van een aanslag, hetzij tegen de openbare veiligheid, hetzij op iemands leven of eigendom, moet dit aangeven aan de procureur des Konings;

  • Art. 29 van het Wetboek van Strafvordering voert een bijzondere, ambtelijke  aangifteplicht in: Iedere ambtenaar die in de uitoefening van zijn ambt kennis krijgt van een misdaad of een wanbedrijf, moet dit laten weten aan de procureur des Konings;

OPMERKING : Art. 29 en 30 Sv. leggen geen strafsancties op bij niet-melding. In de rechtsleer wordt aangenomen dat het beroepsgeheim (dat wel strafrechtelijk gesanctioneerd wordt) daarom primeert op deze wettelijke verplichtingen.  

Ook het ‘schuldig verzuim’ dat ingevoerd werd door art. 422bis van het Strafwetboek kan iemand onder bepaalde omstandigheden zijn beroepsgeheim doen doorbreken. Art. 422 Sw. voert immers de verplichting in om hulp te verlenen aan een persoon die in nood verkeert. Wanneer iemand niet zelf kan helpen, moet de tussenkomst van derden gevraagd worden. Hierbij kan het nodig zijn dat bepaalde vertrouwelijke informatie doorgegeven wordt. In dat geval zal men zijn geheimhoudingsplicht dus moeten afwegen tegen de noodzaak van het afwenden van een onmiddellijk groot gevaar.

​

De noodtoestand

De noodtoestand is een door de rechtspraak ontwikkelde rechtvaardigheidsgrond. Dit houdt in dat het strafbaar karakter van de gestelde handeling, hier de schending van het beroepsgeheim, verdwijnt en er dus geen sprake meer is van een misdrijf.

Onder een juridische noodtoestand verstaat men een situatie waarin het overtreden van strafrechtelijke bepalingen het enige middel is om andere, meer belangrijke, door de wet erkende waarden of belangen te vrijwaren. Om van een noodtoestand te kunnen spreken, moet aan een aantal voorwaarden worden voldaan. Ten eerste moet er een daadwerkelijk, ernstig en acuut gevaar dreigen. Ten tweede moet het belang of de waarde die men wil beschermen minstens van gelijke waarde zijn als het belang of de waarde uit de bepaling die men wil schenden. 

 

Het beroepsgeheim mag doorbroken worden in volgende situaties:

  • de meldplicht inzake bepaalde besmettelijke ziektes;

  • de getuigenis in rechte

  • De getuigenis voor een parlementaire onderzoekscommissie. In deze gevallen moet de hulpverlener in eer en geweten oordelen of hij al dan niet zijn beroepsgeheim inroept. Hij kan dus ook hier blijven zwijgen, maar mag ook spreken indien dat aangewezen is ( voor de eigen verdediging);

  • indien de minderjarige (of andere kwetsbare personen) slachtoffer is van bepaalde misdrijven mag men onder bepaalde voorwaarden de procureur inlichten (Strafwetboek, artikel 458). Hier bestaat dus een aangifterecht (geen plicht). Dit gaat over misdrijven tegen een persoon die een groot gevaar inhouden voor zijn fysieke of psychische integriteit, zoals zedenfeiten, verkrachting en doodslag;

  • het Strafwetboek art. 458ter stelt dat het beroepsgeheim kan worden doorbroken in geval van terrorisme en familiaal geweld. Dit casusoverleg maakt, onder enkele strikte voorwaarden, een interdisciplinaire samenwerking mogelijk;

  • binnen de jeugdhulp is het gedeeld beroepsgeheim expliciet geregeld (decreet Integrale jeugdhulp, artikel 74). Bepaalde informatie kan door gemandateerde voorzieningen en jeugdhulpvoorzieningen onder bepaalde voorwaarden gedeeld worden met magistraten en consulenten die belast zijn met jeugdzaken (DRM, artikel 75 en 75/1). Uitzonderlijk mogen ook inlichtingen omtrent een verontrustende situatie doorgegeven worden aan een gemandateerde voorziening, zonder instemming van de betrokkenen (DRM, artikel 76).

 

En tenslotte, moet het doorbreken van het beroepsgeheim de enige mogelijkheid zijn om het gevaar af te wentelen. Wanneer de psychische of fysieke integriteit van personen ernstig, daadwerkelijk evaar loopt, mag men bv. zijn beroepsgeheim doorbreken als dit de enige manier is om de persoon te helpen. Men mag dan derden (de politie, het VK, ouders,...) bij de situatie betrekken die beter dan de drager van het beroepsgeheim geschikt zijn om het gevaar aan te pakken. De therapeut kan na casusoverleg en supervisie deze inschatting maken.

​

Gedragscode als Erkend Bemiddelaar

Gedragscode (art. 1727 § 6, 7° Ger.W.)

Vervangen door de nieuwe deontologische code

Het punt 8 van de “criteria voor erkenning van bemiddelaars” bepaalt dat de kandidaat-bemiddelaar er zich toe verbindt de gedragscode opgesteld door de Federale Bemiddelingscommissie op grond van art. 1727 § 6 7° van het Ger. Wetboek, te eerbiedigen.

 

Deze gedragscode werd vastgesteld bij beslissing van 18 oktober 2007 “betreffende de gedragscode van de erkende bemiddelaar” en gepubliceerd op voormelde website http://www.fbc-cfm.be

De gedragscode is geïnspireerd op de Europese gedragscode voor de bemiddelaars en bevat de algemene internationaal aanvaarde basisregels betreffende bemiddeling.

 

Bijzondere aandacht is er voor onderstaande onderwerpen:

  • bekwaamheid van de bemiddelaar (art. 3)

  • ethiek van de bemiddelaar (art. 4-13)

  • onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de bemiddelaar inclusief de thematiek van belangenconflicten (art. 4-7)

  • gebruik van een caucus (art. 13)

  • vertrouwelijkheid en beroepsgeheim (art. 8-12)

 

Daarnaast is de gedragscode tevens een draaiboek voor het verloop van een bemiddeling (Weigering van de bemiddeling (art. 22), aanvang van de bemiddeling (art.14-18), tijdens de bemiddeling (art. 19 -20), schorsen of beëindigen bemiddeling (art. 22), bemiddelingsakkoord (art. 21) en stippelt de gedragscode de te volgen richtlijnen betreffende publiciteit (art. 24) uit.

https://www.fbc-cfm.be/sites/default/files/content/deontologische_code_-_code_de_deontologie_av-ag_16_12_2020.docx

​

 

​

bottom of page